Energie (gas en stroom) is een basisbehoefte. Maar hoeveel je eraan kwijt bent, verschilt enorm. Sommige huishoudens geven minder dan 2% van hun inkomen uit aan energie, bij anderen loopt dat op tot 15%. Dit verschil noemen we de energiekloof.
Wat is de energiekloof?
De een betaalt z’n energierekening zonder zorgen, de ander moet elke maand puzzelen om rond te komen. Terwijl het energieverbruik soms nauwelijks verschilt. Dat verschil noemen we de energiekloof. Met andere woorden: hetzelfde bedrag aan energiekosten betekent niet voor iedereen hetzelfde. Want het gaat bij het begrip kloof niet alleen om de hoogte van je rekening, maar ook om je besteedbaar inkomen.
Hoe minder besteedbaar inkomen je hebt, hoe zwaarder die energierekening relatief weegt. Het percentage van je inkomen dat je kwijt bent aan energie noemen we de energiequote. Hoe hoger de energiequote, hoe minder je over hebt voor andere dingen.
Wie betaalt het meest?
De energiekloof raakt vooral mensen met een lager inkomen, in oude huizen of in huurwoningen. De oorzaken zijn duidelijk:
- Oude, slecht geïsoleerde (vrijstaande of hoek)woningen verliezen veel warmte en kosten meer om te verwarmen.
- Eengezinswoningen gebruiken vaak meer energie dan appartementen.
- Huurders hebben vaak relatief minder inkomen én minder mogelijkheden om zelf te verduurzamen.
- Buiten de Randstad zijn huizen groter en inkomens lager.
Vooral in delen van Groningen en Drenthe ligt de energiequote vaak boven de 10%. Dat betekent dat huishoudens daar meer dan 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energie. Als dat het geval is, spreken we van energiearmoede. Een gemiddeld gezin in Groningen betaalt bijvoorbeeld € 105 meer per maand aan energie dan een vergelijkbaar gezin in Utrecht.
Ook binnen steden zijn de verschillen groot: in Amsterdam ligt de energiequote in sommige wijken op slechts 1,5%, terwijl dat in andere buurten oploopt tot 13,5%.
Waarom wordt de energiekloof groter?
De energiekloof wordt vooral groter door hogere energiekosten (vooral gas), energiebelastingen, netwerkkosten en (ontbrekende mogelijkheden voor) verduurzaming. Wie wel kan verduurzamen, bespaart. Mensen met een spaarpotje kunnen investeren in isolatie, zonnepanelen of een warmtepomp. Daardoor daalt hun energierekening op termijn. Wie dat niet kan, betaalt juist meer. Bijvoorbeeld door hogere gasprijzen of stijgende vaste kosten. Vooral huurders zitten vaak vast: zij mogen en willen zelf geen grote en dure aanpassingen doen aan hun woning en zijn afhankelijk van de verhuurder.
Zonder ingrijpen groeit de kloof snel. In 2035 heeft naar verwachting 42% van de huishoudens niet genoeg geld om mee te doen aan de energietransitie. Zij blijven afhankelijk van gas en krijgen mogelijk een hogere energierekening. Het besparen op gasverbruik wordt dan nog belangrijker.
Volgens experts zijn er daarnaast structurele maatregelen nodig, zoals een centraal subsidieloket, meer verplichtingen voor verhuurders, en een permanent energiefonds voor huishoudens die achterblijven. Ook een dalende gasprijs kan helpen, omdat daar vaak het hoofdprobleem ligt.







Geef een reactie